De Ongrondwettelijkheid Van Het Belgisch Taalfederalisme

Gepubliceerd op 21 maart 2012 om 12:00

Bron en Auteur: Partij B.U.B.

DE ONGRONDWETTELIJKHEID VAN HET BELGISCH TAALFEDERALISME

Op 11 februari 2012 kwam de studiedienst van de B.U.B. tot een opmerkelijke vaststelling: de eerste “communautaire” grondwetsherziening van december 1970 berust op een illegale en niet-constitutionele daad. Het hele federale systeem in België is op ongrondwettelijke wijze tot stand gekomen en de grondwetspecialisten kunnen dit onmogelijk ontkennen als ze hun eigen geschriften niet willen tegenspreken. Integendeel, sommige, zoals Delpérée (CDH), weten het zeer goed, maar durven het niet te zeggen of bedekken het probleem met de mantel van de “liefde” (lees: het was een politieke noodzaak…).

 

1.      De praktijk

Het officiële liedje is ondertussen genoegzaam bekend: België is een federale staat, bestaande uit gemeenschappen en gewesten, met zes (of negen, al naar gelang de berekeningswijze) parlementen en regeringen, ongeveer 60 ministers en ongeveer 600 parlementsleden. Niemand zal betwisten dat dit op het terrein zo is. Soms lijkt het op een soort parallel universum, een deviatie van de “normale” toestand, waarin er maar één land, één regering en één parlement is. Vele mensen voelen onze staatsstructuur ook als abnormaal of zelfs surrealistisch aan. Vraag is, of deze federale toestand ook grondwettelijk is.

 

2.    De theorie

De onderstaande punten zijn geformuleerd op basis van de constitutionele doctrine zoals die – unaniem en zonder uitzondering – door alle Belgische constitutionalisten onderschreven wordt.

De Belgische grondwetsherzieningen worden geregeld op basis van artikel 195 (tot 1994: art. 131) van de Belgische Grondwet.

 

- De herziening impliceert drie fasen:

 

1.    De vorming van een “preconstituante” door de drie takken van de wetgevende macht, nl. de Koning – in de praktijk de federale regering – de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat. De “preconstituante” dient met een gewone meerderheid aan te geven dat er redenen zijn om de Grondwet te herzien. Ze omschrijft die redenen. De Kamers stemmen dit voorstel tot wijziging met een gewone meerderheid.

 

2.     Nadat de verklaring tot herziening van de Grondwet in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt is, zijn de Kamers van rechtswege ontbonden. Binnen een termijn van veertig dagen verkiezen de Belgen een nieuw parlement. Zo krijgen ze inspraak over de voorgelegde grondwetsherziening.

 

3.     Tenslotte kan de “constituante” – de Kamers en de Koning – de Grondwet wijzigen. In principe is de “constituante” niet gebonden door de redenen die de “preconstituante” heeft opgegeven. De wijziging van de Grondwet treedt in werking op de dag van de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad.

 

- De Belgische grondwetsherzieningen zijn aan zeer strikte voorwaarden onderworpen. We geven hieronder enkele:

 

1.     De Grondwet kan niet worden gewijzigd wanneer een regering ontslagnemend is. Op die regel wordt een uitzondering toegestaan wanneer er terzelfdertijd aan twee voorwaarden is voldaan: 1° de wetgevende Kamers zijn ten gevolge van een vroegere herzieningsverklaring al grondwetgevend en 2° de verklaring tot herziening van de Grondwet beperkt zich tot een overname van de vorige herzieningsverklaring.

 

2.     De “constituante” kan enkel de lijst van de grondwetsartikels die de “preconstituante” tot herziening vatbaar heeft verklaard wijzigen.

 

3.     Een grondwetswijziging kan niet plaatsvinden zonder consultatie van de kiezers.

 

4.     Het is verboden om de Grondwet meer dan eenmaal te herzien binnen één legislatuur, tenzij de tweede wijziging een ander voorwerp heeft dan de eerste wijziging of, anders gezegd, wanneer de wijzigingen betrekking zouden hebben op verschillende in één artikel vervatte bepalingen.                   

 

5.     De grondwetswijziging kan ook op bepaalde momenten niet worden doorgevoerd: in oorlogstijd of wanneer de Kamers verhinderd zijn om vrij bijeen te komen op het Belgische grondgebied (art. 196 Belg. GW) en tijdens een regentschap voor wat bepaalde artikelen betreft (art. 197 Belg. GW).

 

3.   De historiek

Om een lang verhaal kort te maken: in 1970 werden door de “constituante” twee artikels ingevoegd, namelijk artikel 59bis dat “gemeenschappen” moest creëren en artikel 107quater dat “gewesten” zou creëren. Nochtans had de “preconstituante” in 1968 niet in zo’n grondwetswijziging voorzien. M.a.w., bij de grondwetswijziging van 1970 werden artikels in de grondwet ingevoerd, namelijk die over de gewesten en de gemeenschappen, die niet in de verklaring tot herziening van de grondwet van 1968 vermeld stonden. Dat is verboden en maakt het hele federale systeem ongrondwettelijk.

Sterker nog, ze kon er ook niet in voorzien hebben omdat de algemene consensus medio jaren 1960 was dat de unitaire staat moest behouden blijven, evenwel met een grotere decentralisatie en deconcentratie naar de provincies toe. Onder druk van het wallingantische Rassemblement wallon en de flamingantische Volksunie werd die nationale consensus in 1969 doorbroken. De rest van het verhaal is bekend: de creatie van taalgemeenschappen en gewesten in 1970, gevolgd door de nog veel grotere staatshervorming van augustus 1980. In uitvoering van die twee genoemde artikels werd toen de Bijzondere Wet tot Hervorming van de Instellingen (BWHI) uitgevaardigd, waarin de werking van de zogenaamde “deelstaten” en hun vermeende bevoegdheden beschreven werden. In 1988 werden deze bevoegdheden aanzienlijk uitgebreid en in 1989 werd het Brussels gewest op ongrondwettelijke wijze in het leven geroepen op basis van het ongrondwettelijke artikel 107quater van de Grondwet. In 1994 heeft men geen nieuwe Grondwet ingevoerd, maar wel de Grondwet van 1831 hernummerd.

De staatshervorming van 2001 hield geen grondwetsherziening in. Een paar jaar later heeft men de naam van de “executieven” wel vervangen door “regeringen” en de naam van “raden” door “parlementen” om het federalisme wat meer valse luister te geven.

 

4.   De gevolgen

 

Deze eerste tekst biedt maar een zeer summier overzicht, maar we kunnen toch al volgende zaken besluiten:

 

1.    de gewestelijke instellingen en bevoegdheden zijn volledig ongrondwettelijk: artikel 107quater (“oude” nummering, nu artikel 39) werd illegaal ingevoerd en nooit voor herziening vatbaar verklaard;

 

2.    Artikel 59bis (“oude” nummering, nu artikels 127-129) is eveneens illegaal, ongeacht de kleine veranderingen die men in de loop van de jaren aan dit artikel heeft aangebracht. Voor de gemeenschapsinstellingen en –bevoegdheden geldt dus hetzelfde als voor hun gewestelijke tegenhangers: zij zijn eveneens ongrondwettelijk;

 

3.    De splitsing van de provincie Brabant is ongrondwettelijk vermits het Brussels gewest bevoegdheden noch instellingen heeft en artikel 1 van de gecoördineerde grondwet van 1994 op een niet-constitutionele wijze tot stand kwam.

 

- Verliep er wel iets grondwettelijk?

 

Onder voorbehoud kunnen we stellen dat:

 

1.    de beschermingsmechanismen voor de taalgroepen in de Kamer en de Senaat (ondermeer “de alarmbel”) geldig werden ingevoerd;

 

2.    de senaatshervorming van 1993 op grondwettelijke wijze tot stand kwam, behoudens de vervanging van de provinciale senatoren door gemeenschapsenatoren;

 

3.    alle niet-communautaire wijzigingen van 1970 tot 2007 geldig zijn;

 

4.    de gebiedsomschrijving van de gemeenschappen en de gewesten (art. 1, 2 en 3 van de Grondwet), maar niet de instellingen, noch de bevoegdheden ervan, conform de grondwettelijke bepalingen werd ingevoerd.

 

5. Besluit

 

Wat is dan de – voorlopige – slotsom? Welnu, eigenlijk is België “de iure correcto” nog steeds een unitaire staat, bestaande uit negen provincies, met als enige wettelijke Grondwet die van 1831, zoals die tot 1970 geamendeerd is, behoudens waar het de vier hierboven aangehaalde uitzonderingen betreft. 

Daaruit volgt dat het federale België een juridische fictie is die zich wel in de feiten manifesteert, maar geenszins op een legale basis steunt. 

Bijgevolg zijn de Belgen sedert 1970 het collectieve slachtoffer van een doorlopend nationalistisch collectief bedrog en een voortdurende manipulatie. De gevolgen van deze lezing van de feiten zijn gigantisch: niet alleen zijn de “deelstatelijke” “regeringen”, “parlementen” en al hun instellingen ongrondwettelijk en kunnen zij dan ook geen belastingen heffen noch innen (behoudens het principe van de continuïteit van de openbare dienst wat de handelingen van het verleden betreft), maar bovendien is het creëren en in standhouden van zulk een toestand een aanslag op de staatsvorm van België en dus strafbaar. 

 

Artikel 104 van het Belgisch Strafwetboek bepaalt immers het volgende:

De aanslag ondernomen met het oogmerk om hetzij de regeringsvorm of de orde van troonopvolging te vernietigen of te veranderen, hetzij de burgers of de inwoners de wapens te doen opnemen tegen het koninklijk gezag, de Wetgevende Kamers of een daarvan, wordt gestraft met (hechtenis van twintig jaar tot dertig jaar)”.

Anderzijds stelt artikel 151 van het Strafwetboek:

“Elke andere daad van willekeur die inbreuk maakt op door de Grondwet gewaarborgde vrijheden en rechten en die bevolen of uitgevoerd wordt door een openbaar officier of ambtenaar, door een drager of agent van het openbaar gezag of van de openbare macht, wordt gestraft met gevangenisstraf van vijftien dagen tot een jaar.”

Tenslotte bepaalt artikel 233 van het Belgisch Strafwetboek:

“Wanneer personen of lichamen die met enig gedeelte van het openbaar gezag bekleed zijn, maatregelen die in strijd zijn met de wetten of met koninklijke besluiten, beramen, hetzij op een bijeenkomst van die personen of die lichamen, hetzij door het zenden van afgevaardigden of van mededelingen aan elkaar, worden de schuldigen gestraft met gevangenisstraf van een maand tot zes maanden.”

 

Het is duidelijk dat dit geldt voor de parlementsleden van de “deelstatelijke” “parlementen” alsook voor die van de “federale” en “nationale” parlementen die voor de opeenvolgende staatshervormingen stemden alsook voor de commissies die hen achter gesloten deuren voorbereid hebben. Zelfs het sturen van e-mails tussen verkozen partijvoorzitters aangaande een ongrondwettelijke staatshervorming is strafbaar.

 

Iedere burger van ons land draagt jaarlijks bij aan de exorbitante kost van het federalisme (10 miljard euro per jaar) en dit om “fantoominstellingen” te financieren, die de pretentie hebben om macht uit te oefenen maar waarvan de macht in werkelijkheid nog minder is dan die van een arrondissementscommissaris.

Het spreekt voor zich dat de B.U.B. van de strijd tegen dit illegale systeem een prioriteit maakt !

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.